Dementie
Dementie is een ziekte van je hersenen. Door deze ziekte werken je hersenen niet meer zoals vroeger. Dingen die je altijd makkelijk kon, worden moeilijker.
Dementie bij mensen met een verstandelijke beperking
Mensen met een verstandelijke beperking hebben vaker dementie dan mensen zonder een verstandelijke beperking. Dit kan komen omdat zij al vanaf jonge leeftijd kwetsbaarder zijn. Ook hebben ze vaak meer andere aandoeningen en gebruiken ze meer medicijnen.
Voorbeelden hiervan zijn:
- Mensen met Downsyndroom: Ongeveer 1 op de 3 mensen met Downsyndroom die ouder zijn dan 40 jaar, krijgt dementie.
- Mensen met het syndroom van Sanfilippo: Bij hen begint dementie vaak al als ze jong volwassen zijn.
- Mensen met epilepsie: Als je vaak epileptische aanvallen hebt en ook een verstandelijke beperking, kun je meer kans hebben op dementie.
- Mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke (en meervoudige) beperking: de eerste signalen van van dementie zijn moeilijk te herkennen.
Signaleren/ niet pluis
Als je een verstandelijke beperking hebt is het soms moeilijker om te herkennen of je dementie hebt. Dit komt omdat je bepaalde dingen nooit hebt geleerd, zoals praten, lezen of schrijven. Of omdat je altijd al hulp krijgt bij bijvoorbeeld aankleden of eten. Daarom is het belangrijk dat jou naasten en begeleiders letten op achteruitgang in dingen die je eerder nog wél kon.
Misschien merk je zelf dat je niet meer weet hoe je eten moet klaarmaken, of voel je je bang tijdens verzorgingsmomenten? Vaak zien familieleden en begeleiders ook dat je achteruitgaat. Zij vragen zich af wat er aan de hand is en maken zich zorgen om jou. Dat noemen we de ‘niet pluis fase’.
Dementie vroeg herkennen
Het is belangrijk om signalen van dementie vroeg te herkennen. Dit geeft duidelijkheid en helpt om de juiste zorg en ondersteuning te krijgen. De volgende veranderingen kunnen wijzen op dementie:
- Veranderingen in denken: Je vergeet afspraken, stelt steeds dezelfde vraag, raakt spullen kwijt, weet niet meer hoe je de weg moet vinden of herkent bekende gezichten minder goed.
- Dagelijkse handelingen: Je hebt meer moeite met jezelf verzorgen, zoals aankleden of eten. Ook schoonmaken of je administratie worden lastiger.
- Gedrag: Je kunt onaardig of ongeduldig worden, minder interesse tonen in dingen die je vroeger leuk vond. Je bent vaker teruggetrokken of reageert ineens heel anders op situaties.
- Bewegen: Je beweegt trager, hebt moeite met lopen of grijpt dingen minder goed vast. Soms kan je balans minder worden, waardoor je sneller valt.
- Gezondheidsproblemen: Je kunt ook last krijgen van andere klachten, zoals moeite met slikken, vaker ziek zijn epilepsie en incontinentie.